Home

Bijlagen

(NB Deze notitie is opgesteld in april 2024, latere ontwikkeling zijn nog niet verwerkt in deze notitie)

Bijlage 2 Notitie Mogelijke oplossingsrichtingen ravijnjaar naar aanleiding van motie 2023/11

Inleiding
Bij de behandeling van de kadernota 2024 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen met als strekking om de Raad bij de Kadernota 2025 te informeren over het eventuele effect dat het ontbreken van een oplossing van het Rijk voor het ravijnjaar 2026 zal hebben op het resultaat van de gemeentebegroting en welke realistische oplossingsrichtingen in dat geval mogelijk zijn.
In de motie werd nog uitgegaan van landelijke verkiezingen in mei 2025. Inmiddels is duidelijk  dat:
- Het kabinet eerder gevallen is;
- Er nieuwe verkiezingen zijn geweest in november 2023;
- De formatieonderhandelingen nagenoeg maar nog niet volledig zijn afgerond;
- Er naar verwachting de komende jaren 17 miljard bezuinigd moet worden op de Rijksbegroting
 om binnen de marge van 3% van het toegestane begrotingstekort te blijven.
Kortom gemeenten moeten er dus serieus rekening mee gaan houden dat het rijk de voorgenomen korting op het gemeentefonds niet of niet volledig gaat compenseren en dat betekent dat de gemeenten zich moeten gaan voorbereiden op het zelf nemen van maatregelen om tot een sluitende meerjarenbegroting te komen vanaf 2026.

Dit betekent overigens nog altijd dat de gemeente principieel van mening blijft dat het Rijk de korting van ruim 3 miljard ongedaan moet maken en daar blijft de gemeente vanuit de lobby, in samenwerking met de VNG, op inzetten.

Vertrekpunt
In lijn met het advies van de VNG heeft de gemeenteraad  in november 2023, op voorstel van het college,  een sluitende begroting voor de jaren 2024 en 2025 vastgesteld. Vanaf 2026 laat die  begroting echter oplopende tekorten zien en hiervoor zijn binnen het meerjarenperspectief van de begroting 2024, ook weer in lijn met het advies van de VNG, geen te nemen ombuigingsmaatregelen aangekondigd.

Op 1 maart 2024 heeft de VNG opnieuw een advies uitgebracht en dit advies ziet er samengevat als volgt uit:

  1. Bereid ombuigingen voor waartoe in uw gemeente besloten zal worden indien de korting van € 3 miljard vanaf 2026 niet wordt teruggedraaid of verzacht. Breng deze zo goed mogelijk in kaart, maar zet ze nog niet in gang;
  2. Presenteer de gevolgen van de ombuigingen financieel én inhoudelijk zo scherp mogelijk.
  3. Betrek daarbij het advies van de Taskforce Taken en Middelen van de VNG, die aangeeft vooral te focussen op taken in medebewind. We realiseren ons dat dit voor elke gemeente een eigen afweging vraagt, die tot andere keuzes kan leiden;
  4. Beschrijf in ieder geval de 5 meest significante ombuigingsmaatregelen, hun consequenties en het taakveld dat daarmee geraakt wordt.

Het advies van de VNG ligt daarmee in lijn met de motie die de gemeenteraad bij de kadernota 2024 heeft aangenomen en het voorstel is dan ook om dit advies te volgen. Op het advies van 1 maart 2024 zal nog een tweede advies volgen omdat de VNG nog volop in onderhandeling is met het  demissionaire kabinet. De onderhandelingen worden gevoerd op basis van de afgesproken inzet tijdens de Algemene Leden Vergadering van 1 december 2023 en moeten voorzien in het afschaffen van de opschalingskorting, het ongedaan maken van de korting op het accres en een goede afspraak over de groei van het gemeentefonds. Een groei die rekening houdt met de ontwikkeling van de zorgkosten.

Het tweede deel van het advies van de VNG voor de meerjarenbegroting 2025-2028 volgt kort na de meicirculaire 2024, tenzij er eerder een nieuw kabinet aantreedt. Het ligt op dit moment niet voor de hand dat de VNG een soortgelijk advies gaat afgeven als voor de opstelling van de begroting 2024 (= 2 jaar sluitend en daarna enkel het zichtbaar maken van de tekorten) omdat dan alleen het begrotingsjaar 2025 sluitend zou zijn. Hoewel dit strikt genomen binnen de toezichtregels zou passen, is het in onze ogen onverantwoord om helemaal niet te anticiperen op de door het rijk ingeboekte korting van € 2,3 miljard in 2026 oplopend naar € 3,3 miljard in 2028.

Wat betekent € 3,3 miljard voor het tekort van Utrechtse Heuvelrug?
We hebben de tekorten van de gemeentelijke begroting geanalyseerd op de omvang van het ravijnjaar als onderdeel van het totale tekort

In meerjarig perspectief laat de begroting van UH op dit moment het volgende beeld zien:

2025

2026

2027

2028

Begrotingsresultaat

366.000

-7.526.000

-6.989.000

-6.989.000

Effect ravijnjaar

0

4.900.000

5.700.000

7.100.000

Resultaat na aftrek effect ravijnjaar

366.000

-2.626.000

-1.289.000

111.000

* De bedragen van het begrotingsresultaat zijn gebaseerd op het raadsvoorstel bij de decembercirculaire 2023.

Conclusies
1. Het begrotingsresultaat 2025 is op basis van de huidige inzichten nog sluitend en
  de korting van het Rijk heeft nog geen effect omdat deze pas vanaf 2026 wordt
  doorgevoerd;
2. Vanaf 2026 zien we vanwege de voorgenomen korting die het Rijk doorvoert een oplopend
   negatief effect vanwege het ravijnjaar. Opvallend is daarbij dat het tekort op de
   gemeentebegroting, na aftrek van de effecten van het ravijnjaar,  in 2026 het grootst is en in de
   jaren daarna een dalende lijn laat zien waarbij het zelfs zo is dat in 2028 het effect van het
   ravijnjaar groter is dan het tekort op de gemeentebegroting.
   Dit is te verklaren uit het feit dat het accres vanwege indexatie op lonen en prijzen op basis van
   de decembercirculaire 2023 in 2027 en 2028 stijgt met afgerond € 1.400.000.

Scenario’s
Op basis van het bovenstaande zien we 3 mogelijke scenario’s:
1. Het rijk compenseert het ravijnjaar volledig;
2. Het rijk compenseert het ravijnjaar gedeeltelijk (Voorlopig gaan we uit van 50%);
3. Het rijk compenseert het ravijnjaar helemaal niet.

Ad 1 Het rijk compenseert het ravijnjaar volledig
Dit scenario leidt tot begrotingstekorten in de jaren 2026 en 2027. De jaren 2025 en 2028 zijn op basis van dit scenario sluitend. Dit scenario voldoet daarmee volledig aan de BBV voorschriften en de regels van de provinciale toezichthouder. De tekorten in de jaren 2026 en 2027 kunnen met de inzet van incidentele dekkingsmiddelen sluitend gemaakt worden. Hoewel dit vanuit maatschappelijk en financieel oogpunt een zeer aantrekkelijk scenario is, hebben wij, gelet op alle geluiden over de tekorten bij het Rijk en het advies van de VNG, niet de verwachting dat dit een reëel scenario is en dus stellen wij voor om bij het opstellen van de kadernota dit scenario niet als uitgangspunt te nemen.
Ad 2 Het rijk compenseert het ravijnjaar gedeeltelijk waarbij we uitgaan van 50% compensatie

Dit scenario leidt tot de volgende begrotingsresultaten:

2025

2026

2027

2028

Begrotingsresultaat

366.000

-7.526.000

-6.989.000

-6.989.000

Compensatie ravijnjaar 50%

0

2.450.000

2.850.000

3.550.000

Tekort na aftrek compensatie Rijk ravijnjaar

366.000

-5.076.000

-4.139.000

  -3.439.000

Het gemiddelde tekort vanaf 2026 bedraagt daarmee € 4.218.000 (=(5.076.000 + € 4.139.000 +
€ 3.439.000)/3). Dit bedrag zouden we in dit scenario structureel moeten ombuigen om tot een meerjarig sluitende begroting te komen. Kanttekening die hierbij gemaakt moet worden is wel dat het jaar 2026 in deze situatie  incidenteel sluitend gemaakt moet worden door bijvoorbeeld een éénmalige onttrekking aan de algemene reserve van € 858.000 (=€ 5.076.000 -/- € 4.218.000) of de inzet van andere incidentele dekkingsmiddelen. Dit scenario voldoet aan de eisen van het BBV en het provinciale toezicht omdat het meerjarig financieel perspectief structureel in evenwicht is.

Ad 3 Het rijk compenseert het ravijn jaar helemaal niet

Dit scenario leidt tot de volgende begrotingsresultaten:

2025

2026

2027

2028

Begrotingsresultaat

366.000

-7.526.000

-6.989.000

-6.989.000

Compensatie ravijnjaar 0%

0

0

0

0

Tekort begroting

366.000

-7.526.000

-6.989.000

-6.989.000

Het gemiddelde tekort vanaf 2026 bedraagt daarmee € 7.168.000 (=(7.526.000 + € 6.989.000 +
€ 6.989.000)/3). Dit bedrag zouden we in dit scenario structureel moeten ombuigen om tot een meerjarig sluitende begroting te komen. Kanttekening hierbij is wel dat het jaar 2026 in deze situatie  incidenteel sluitend gemaakt moet worden door een éénmalige onttrekking aan de algemene reserve van € 358.000 (= € 7.526.000 -/- € 7.168.000) of door de inzet van andere incidentele dekkingsmiddelen. Ook dit scenario voldoet aan de eisen van het BBV en het provinciale toezicht omdat het meerjarig financieel perspectief structureel in evenwicht is. Hoewel dit beleidsmatig en financieel een zeer slecht scenario is, vinden wij, gelet op de nog lopende onderhandelingen vanuit de VNG en de moties die in de tweede kamer aangenomen zijn om de voorgenomen korting op het gemeentefonds geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken dit geen reëel scenario. Wij stellen dus voor om bij het opstellen van de kadernota dit scenario niet als uitgangspunt te nemen.
Mogelijke dekkingsmiddelen voor het tekort
In de tabel op de volgende pagina treft u mogelijke oplossingsrichtingen aan. In lijn met het advies van de VNG onderscheiden we daarbij “technische oplossingsrichtingen” en “oplossingsrichtingen met direct gevolg voor beleid en uitvoering” waaronder taken in medebewind.

Voorstel

2025

2026

2027

2028

Toelichting

Technische oplossingsrichtingen

Laten vervallen stelpost stijging energietarieven

675.000

675.000

675.000

In de begroting is hiervoor vanuit het voorzichtigheidsbeginsel een raming opgevoerd. De raming is dus niet gebaseerd op een contract.

Laten vervallen toevoeging algemene reserve voor reductie schuldquote

1.500.000

1.500.000

1.500.000

Dit is onderdeel van het uitvoeringsprogramma. De rekeningresultaten van de afgelopen jaren zijn zodanig geweest dat aan de doelstelling van het uitvoeringsprogramma al is voldaan.

Het ramen van rente op uitzettingen

500.000

500.000

500.000

500.000

In het verleden hadden we geen overtollige middelen en raamden we geen renteopbrengsten. De financiële positie van de gemeente en de ontwikkelingen op de kapitaalmarkt hebben tot gevolg dat er sprake is van structurele renteinkomsten.

Hogere algemene uitkering als gevolg van correctie waardering WOZ

500.000

500.000

500.000

500.000

Het ministerie heeft een correctie doorgevoerd op de waardering van de WOZ en dit leidt tot een hogere algemene uitkering.

Extra inkomsten uit spreidingswet

100.000

100.000

100.000

100.000

De komst van de spreidingswet leidt naar verwachting tot een voorzichtige raming van      € 100.000 aan extra inkomsten voor de gemeente.

Lagere lasten IHP vanwege ophoging  afschrijvingstermijn

300.000

300.000

300.000

300.000

De ophoging van de afschrijvingstermijnen voor scholen leidt tot lagere kapitaallasten.

Inkomsten uit grondexploitaties

PM

PM

PM

PM

De komende jaren kunnen we naar verwachting rekenen met extra inkomsten uit grondexploitaties. We ramen deze PM omdat deze ten gunste komen van de algemene reserve. De keuze zou ook kunnen zijn om deze als incidenteel dekkingsmiddel in te zetten voor incidentele lasten binnen de begroting.

Verhoging inkomsten uit algemene heffingen

PM

PM

PM

PM

Inzet van de algemene reserve als dekking voor tekorten

PM

PM

PM

PM

Oplossingsrichtingen met directe invloed op beleid en uitvoering

Geen inzet van extra  gemeentelijke middelen indien sprake is van een SPUK

1.200.000

1.200.000

1.200.000

Het Rijk verstrekt de laatste jaren steeds vaker SPUK's voor specifieke beleidsterreinen. Vaak zijn deze SPUK's incidenteel en onvoldoende in bedrag. De gemeente vult uit eigen middelen vervolgens aan om het noodzakelijke beleid alsnog uit te kunnen voeren. De keuze zou kunnen zijn om dit laatste niet meer te doen. Voorbeelden hiervan zijn o.a.: Duurzaamheid, GALA en Onderwijsachterstandenbeleid .

kaasschaaf (bijvoorbeeld 2%) van beïnvloedbare budget (=€ 50.000.000)

1.000.000

1.000.000

1.000.000

Het doorvoeren van een  generieke "kaasschaaf op de beïnvloedbare budgetten van de gemeentebegroting van bijvoorbeeld 2% leidt tot lagere lasten Op basis van de gerealiseerde jaarrekeningresultaten (in de afgelopen 4 jaar € 30 miljoen) en de krapte op de arbeidsmarkt lijkt dit reëel te zijn. Het voordeel van een generieke kaasschaafmethode is dat dit voor de organisatie niet of nauwelijks tot extra werkdruk leidt.   

Totaal

1.400.000

5.775.000

5.775.000

5.775.000

Risico’s

  1. De herijking van het gemeentefonds per 2023 levert onze gemeente een lagere algemene uitkering op van € 1,9 miljoen. Dit nadeel is gemaximeerd op € 37,50 per inwoner en deze maximering is in beginsel van toepassing tot 1 januari 2028. Het is momenteel onduidelijk of het Rijk na 1 januari 2028 nog uitgaat van deze maximering of vanaf dat moment voor- en nadelen volledig worden toebedeeld aan de individuele gemeenten.
    Voor onze gemeente is het werkelijke nadeel als gevolg de herijking van het gemeentefonds becijferd op € 109 per inwoner en in het slechtste scenario betekent dit voor onze gemeente vanaf 2028 een extra nadeel van € 3.600.000 afgerond. In deze notitie benoemen we dit als een risico en verwerken we dit nadeel nog niet in de gepresenteerde resultaten.
  2. De cijfers zijn gebaseerd op de resultaten na verwerking van de decembercirculaire 2023. De afgelopen jaren zien we dat de circulaires steeds grote afwijkingen laten zien en dus kunnen we niet uitsluiten dat de cijfers na verwerking van de meicirculaire 2024 weer tot een totaal ander beeld leiden.

ConclusieMet deze notitie geeft het college inzicht in de omvang van het ravijnjaar en heeft het mogelijke oplossingsrichtingen in beeld gebracht voor het dekken van de daaruit voortvloeiende tekorten. Voor het opstellen van de begroting vanaf 2025 maakt het college daarbij onderscheid in maatregelen die op korte termijn genomen kunnen worden (=de technische oplossingsrichtingen) en maatregelen voor de (middel) lange termijn (= de oplossingsrichtingen met directe invloed op beleid en uitvoering).
De genoemde technische oplossingsrichtingen ziet het college als oplossingsrichting voor de korte termijn  om de periode te  overbruggen die nodig is om de langere termijn oplossingen te inventariseren. Hierbij merkt het college wel op dat dat het tijdelijk achterwege laten van dotaties aan de algemene reserve voor de verbetering van de schuldpositie vertragend kan werken op de realisatie van de financiële doelstelling van het UVP.
De oplossingsrichtingen met directe invloed op beleid en uitvoering ziet het college voor de (middel) lange termijn omdat dit inhoudelijke oplossingsrichtingen zijn, die om meer onderzoek en voorbereiding vragen. Hiervoor wil het college externe ondersteuning aantrekken in de vorm van een onderzoeksbureau, om de mogelijkheden binnen onze begroting zo objectief mogelijk voor de raad in beeld te brengen. Dit alles voor:
1 De oplossing van de tekorten vanaf 2026;
2 Het scherper in beeld krijgen van de medebewindstaken;
3 Het verder invulling geven aan de toezegging nieuw voor oud in het kader van de begroting 2023 en het UVP.
Bij dit alles wordt ook rekening gehouden met succes- en minder succesvolle ombuigingen van de afgelopen jaren (antw. Art 39 brief). Deze inventarisatie met behulp van een extern bureau vraagt zorgvuldigheid en tijd.

Deze pagina is gebouwd op 05/29/2024 19:17:42 met de export van 05/29/2024 19:13:06